Als u deze nieuwsbrief niet kunt lezen, klikt u hier. |
|
|
|
Leptospirose bij de hond: risico voor de mens?
|
Wanneer het mooi weer wordt, neemt de kans op leptospirose toe. In Nederland is vooral in de maanden juni tot en met augustus extra alertheid geboden. Honden en mensen kunnen na een infectie met leptospiren milde tot ernstige klinische verschijnselen ontwikkelen. Het is dan ook belangrijk om de juiste maatregelen te treffen indien u in uw praktijk met een hond te maken krijgt die verdacht is van leptospirose.
|
|
|
|
|
Leptospirose is een zoönose veroorzaakt door bacteriën die behoren tot het genus Leptospira. Alle pathogene leptospiren zijn varianten van de species L. interrogans sensu lato. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende serogroepen die weer worden onderverdeeld in serovars.
|
|
|
Verspreiding en ziekte |
Leptospiren komen wereldwijd voor en zijn bij meer dan 150 verschillende zoogdiersoorten beschreven. Natuurlijke gastheren worden bij infectie niet of nauwelijks ziek en spelen een belangrijke rol als reservoir. Het zijn vooral knaagdieren die zorgen voor een besmetting van de omgeving. Door direct of indirect contact met besmette urine of gecontamineerd (oppervlakte)water of modder kan een besmetting plaatsvinden. Honden en mensen zijn accidentele gastheren en kunnen na infectie milde tot ernstige klinische verschijnselen ontwikkelen.
Leptospirose bij honden leidt in het algemeen tot acuut nierfalen eventueel in combinatie met leverfalen, maar kan ook subklinisch verlopen. De verschijnselen bij mensen zijn vaak weinig specifiek (o.a. koorts, ernstige hoofdpijn, spierpijn, buikpijn en conjunctivitis, soms in combinatie met nier- en leverfalen).
|
|
|
Prevalentie en serovars in honden |
Bij het VMDC (Faculteit Diergeneeskunde) wordt bij gemiddeld 10 honden per jaar leptospirose gediagnostiseerd. De werkelijke incidentie ligt waarschijnlijk veel hoger, maar is niet betrouwbaar te schatten, omdat er meestal geen diagnostiek plaatsvindt bij een verdenking op leptospirose. Voor Nederland zijn dan ook geen betrouwbare gegevens bekend over het voorkomen van de verschillende serovars bij honden.
In België en Duitsland zijn in de periode 2002-2011 verschillende onderzoeken gedaan naar IgM-antistoffen in sera van verdachte honden. De prevalentie van IgM-antistoffen tegen leptospiren varieerde van 11 tot 57%. De meest voorkomende serovars waren Australis, Grippotyphosa, Pomona en Icterohaemorrhagiaeae.
|
|
|
Prevalentie en serovars in mensen |
Per jaar worden er ca. 30 humane gevallen van leptospirose gemeld. De meest voorkomende serovars in de periode 2008 -2012 waren Icterohaemorrhagiae en Grippotyphosa. Meer dan de helft van de leptospiren-infecties zijn opgelopen in het buitenland. Het percentage van binnenlandse infecties die beroepsmatig zijn opgelopen schommelt tussen de 30 en 70%. Bij de risicoberoepen gaat het onder meer om rioolwerkers, tuinders, veehouders, landbouwers, bouwvakkers en militairen. Humane infecties ten gevolge van contact met geïnfecteerde honden wordt als zeer uitzonderlijk beschouwd; bij gezelschapsdierenartsen of –verzorgers wordt leptospirose derhalve niet als beroepsziekte gezien. Noemenswaardig is wel een humaan geval van leptospirose in 2010 waarbij door de patiënt gefokte muizen (die als voedsel voor reptielen dienden) de bron bleken te zijn.
|
|
|
Vaccinatie bij honden |
Sinds ruim 50 jaar zijn er voor honden vaccins tegen leptospirose verkrijgbaar. Gebaseerd op verkoopcijfers wordt geschat dat ca. 50% van de Nederlandse honden tegen leptospirose wordt gevaccineerd. Voor een goede immuniteit zijn twee basisvaccinaties vereist en daarna dient jaarlijks gevaccineerd te worden. Aangezien er tussen de verschillende serovars geen of weinig kruisimmuniteit bestaat, zijn gevaccineerde honden alleen beschermd tegen infecties met serovars die in het vaccin zitten. De traditionele vaccins bieden immuniteit tegen de serovars Canicola en Icterohaemorrhagiae, maar recent is ook een breder vaccin met 4 serovars (Canicola, Icterohaemorrhagiae, Australis en Grippotyphosa) beschikbaar gekomen. Studies in België en Duitsland tonen aan dat er in die landen regelmatig andere serovars voorkomen naast de traditionele vaccinserovars Canicola en Icterohaemorrhagiae; er is geen reden te denken dat dit in Nederland niet het geval zou zijn.
|
|
|
Een hond verdacht van leptospirose in mijn praktijk: wat nu? |
Iedere hond met acuut nierfalen, al dan niet in combinatie met icterus, moet beschouwd worden als mogelijk leptospirose geval. Ook gevaccineerde honden kunnen nog steeds leptospirose ontwikkelen als ze geïnfecteerd raken met een serovar waartegen het vaccin geen bescherming biedt. Een verdenking van leptospirose bij de hond kan bevestigd worden door serum te laten onderzoeken op aanwezigheid van IgM-antistoffen (NB: als de hond recent gevaccineerd is, kan dat een vals-positief resultaat opleveren). Vaak zijn honden ernstig ziek en is direct behandelen noodzakelijk. Behandeling bestaat uit antibioticumtherapie (1ekeus: benzylpenicilline of doxycycline) vaak in combinatie met ondersteunende maatregelen. Omdat de urine van de hond tot 12 uur na de start van de antibioticumtherapie nog levende leptospiren kan bevatten, is het belangrijk tot die tijd hygiënemaatregelen te nemen (bijvoorbeeld patiënt isoleren en persoonlijke bescherming dragen). Ruimten, oppervlakken of voorwerpen die besmet zijn met urine kunnen gereinigd worden met water en allesreiniger; leptospiren zijn gevoelig voor reinigingsmiddelen en desinfectantia. Het gebruik van een hogedrukspuit bij het schoonmaken wordt ontraden vanwege aerosolvorming.
In Nederland is leptospirose bij dieren volgens de GWWD beperkt aangifteplichtig en niet bestrijdingsplichtig; aangifteplicht geldt alleen voor L. Hardjo (runderen). Indien u als practicus een vermoeden heeft van een volksgezondheidsprobleem (bijvoorbeeld diagnose van een exotisch serovar of zieke mensen na blootstelling aan een zieke hond) kunt u een melding doen bij de NVWA op telefoonnummer 045-5463188.
|
|
|
Vetinf@ct is een gezamenlijke uitgave van CVI, faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, GD, KNMvD, RIVM en de NVWA. Deze nieuwsbrief is speciaal opgezet voor veterinairen en wordt verstuurd op het moment dat er actuele informatie over zoönosen is. |
|
|
|
|
|
|
|