Diagnostiek
Chlamydia caviae is een intracellulaire bacterie die behoort tot het genus Chlamydiaceae. Tot 1999 was C. caviae geen aparte Chlamydia-soort, maar werd C. psittaci GPIC (Guinea Pig Inclusion Conjunctivitis) genoemd. Het onderscheid tussen C. psittaci en C. caviae is diagnostisch moeilijk te maken. Aanvullende DNA-gebaseerde typering is nodig.
Bij Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) is een algemene Chlamydia-PCR beschikbaar waarmee C. caviae kan worden aangetoond. Na PCR is aanvullende typering noodzakelijk om vast te stellen of het om C. caviae gaat. Er is geen serologische test voor C. caviae beschikbaar.
Ziekte bij cavia’s
C. caviae kan een zelflimiterende conjunctivitis bij cavia’s veroorzaken, die drie tot vier weken duurt. Naast conjunctivitis zijn ernstigere verschijnselen beschreven zoals luchtweginfecties en abortus, maar het verloop kan ook asymptomatisch zijn.
Bij de nu bekende humane cases werd in drie van de zes gevallen gemeld dat er recentelijk cavia’s waren aangekocht (voor het ziek worden van de patiënten) die verschijnselen van conjunctivitis en rhinitis hadden vertoond. In één geval fokte de patiënte met cavia’s die respiratoire verschijnselen hadden gehad. Een andere patiënte werkte in een dierenartspraktijk. Bij één patiënt werd geen diercontact gemeld.
C. caviae is waarschijnlijk endemisch in cavia’s, maar er zijn in Nederland geen prevalentiedata beschikbaar. Overdracht naar, of het voorkomen bij andere diersoorten kan niet worden uitgesloten, maar cavia’s lijken de belangrijkste gastheer. C. caviae is tevens door middel van PCR gedetecteerd bij paarden, konijnen, een kat en een hond (1-3). Bij de paarden werden verschijnselen van conjunctivitis en rhinitis gemeld en betrof het een co-infectie met Streptococcus equi subsp. zoöepidemicus. De kat en de konijnen werden samen met cavia’s gehouden. Over de hond is verder niets bekend.
Zoönotisch potentieel
Tot voor kort was niets bekend over het zoönotisch potentieel van C. caviae. C. caviae is veel gebruikt in dierproeven (met cavia’s) als model voor de humane Chlamydia trachomatis. Er zijn geen humane cases gedocumenteerd die gerelateerd zijn aan deze dierproeven. In een onderzoek naar oogproblemen bij cavia’s is het zoönotisch potentieel van C. caviae gesuggereerd nadat met PCR in een oogswab van een cavia-eigenaar C. caviae werd aangetoond (1).
In september 2017 is een casereport gepubliceerd, waarin bij drie Nederlandse patiënten met longontsteking C. caviae werd aangetoond. Alle drie de patiënten zijn opgenomen geweest in het ziekenhuis. Andere oorzaken voor de longontsteking konden niet worden gevonden en de patiënten herstelden na behandeling met doxycycline. Ook rapporteerden alle drie de patiënten contact met cavia’s. Bij een cavia van de tweede patiënt kon C. caviae worden geïsoleerd. Op basis van deze bevinding werd geconcludeerd dat C. caviae in staat is om bij mensen longontsteking te veroorzaken, waarbij cavia’s de bron zijn (4).
Recentelijk is een vierde casus gepubliceerd (5). In deze casus werd geen diercontact gerapporteerd. Na deze vierde casus zijn nog twee humane gevallen van longontsteking gemeld. Beide patiënten hadden recentelijk cavia’s aangekocht.
Advies aan dierenartsen
C. caviae bij cavia’s is op dit moment niet meldingsplichtig. In geval van een humane casus voert de NVWA wel bronopsporing uit, op verzoek van de GGD bij een humane patiënt met een C. caviae-infectie. Dierenartsen wordt geadviseerd alert te zijn op de mogelijkheid dat C. caviae als oorzaak van conjunctivitis voor kan komen, zeker als het om cavia’s gaat die gehouden worden op bedrijven met een publieksfunctie (kinderboerderijen e.d.). Ook wordt geadviseerd eigenaren op de hoogte te brengen van eventuele zoönotische risico ‘s (naar analogie met papegaaienziekte). In de anamnese zijn vooral factoren als de recente aankoop van cavia’s en de klinische verschijnselen van belang.
De diagnostiek op C. caviae bij cavia’s met een conjunctivitis kan uitgevoerd worden bij het WBVR. Hiervoor moet een swab ingestuurd worden, het inzendformulier is te vinden op de website van het WBVR.
Infecties met C. caviae bij cavia’s kunnen worden behandeld met doxycycline 2dd 5 mg/kg. Geadviseerd wordt om langdurig te behandelen (minimaal 5-6 weken). Hiernaast kan tevens een oogdruppel of oogzalf (CAF) gegeven worden.
Referenties
- Lutz-Wohlgroth L, Becker A, Brugnera E, Huat ZL, Zimmermann D, Grimm F, et al. Chlamydiales in guinea-pigs and their zoonotic potential. Journal of veterinary medicine A, Physiology, pathology, clinical medicine. 2006;53(4):185-93.
- Pantchev A, Sting R, Bauerfeind R, Tyczka J, Sachse K. Detection of all Chlamydophila and Chlamydia spp. of veterinary interest using species-specific real-time PCR assays. Comparative immunology, microbiology and infectious diseases. 2010;33(6):473-84.
- Gaede W, Reckling KF, Schliephake A, Missal D, Hotzel H, Sachse K. Detection of Chlamydophila caviae and Streptococcus equi subsp. zooepidemicus in horses with signs of rhinitis and conjunctivitis. Veterinary microbiology. 2010;142(3-4):440-4.
- Ramakers BP, Heijne M, Lie N, Le TN, van Vliet M, Claessen VPJ, et al. Zoonotic Chlamydia caviae Presenting as Community-Acquired Pneumonia. The New England journal of medicine. 2017;377(10):992-4.
- van Grootveld R, Bilsen MP, Boelsums TL, Heddema ER, Groeneveld GH, Gooskens J, et al. Chlamydia caviae Causing Community-Acquired Pneumonia: An Emerging Zoonosis. Vector borne and zoonotic diseases. 2018.
|