Als u deze nieuwsbrief niet kunt lezen, klikt u hier. |
 |
|
|
Nieuwe gevallen van tularemie bij mensen en hazen in Nederland
|
Recent is een aantal tularemiegevallen bij mensen en hazen vastgesteld. Dit duidt op een mogelijke endemische cyclus van Francisella tularensis in Nederland, waardoor toenemende casuïstiek bij mens en dier mogelijk is. In Nederland werd hazenpest lang niet aangetoond, maar in mei 2013 is in Limburg een besmette haas gevonden. Daarnaast heeft een jongeman in een natuurgebied in Limburg in de zomer van 2013 tularemie opgelopen; waarschijnlijk nadat hij daar door een daas was gebeten. In 2014 werd in maart bij een patiënt uit Zeeland en in april bij twee patiënten uit Groningen, een jager en zijn zoon, tularemie vastgesteld na het hanteren of villen van hazen.
In deze Vetinf@ct informeren we u over de ontwikkelingen na november 2013 (Vetinf@ct 13).
|
|
|
|
|
In het geval van de tularemiepatiënt in Zeeland was de geïnfecteerde haas gevangen door twee hazewindhonden, waarna de patiënt deze haas dezelfde dag heeft gevild. Na zeven dagen ontwikkelde de patiënt een lymphadenopathie en koorts. In punctiemateriaal van deze patiënt werd met behulp van PCR F. tularensis aangetoond. Tevens bleken de in de vriezer bewaarde hazenbouten PCR positief voor F. tularensis. De honden toonden geen ziekteverschijnselen.
In Noord-Groningen zijn een jager en zijn zoon serologisch positief bevonden voor tularemie. Vier dagen voor de eerste ziektedag had de jager een dode haas gevonden, meegenomen en de ingewanden verwijderd. Zijn zoon heeft deze vervolgens gevoerd aan zijn fretten. De zoon is besmet geraakt via een wond aan zijn vinger. Hij kreeg hoge koorts en een hyperemische vinger met puskoppen waarvoor hij met antibiotica is behandeld. Serum van de fretten en de hond, die bloed van de haas had opgelikt, wordt momenteel onderzocht door het CVI.
|
|
|
Symptomen van tularemie |
Symptomen bij (landbouw)huisdieren en wild kunnen worden samengevat als behorende bij een septicaemie: acuut begin met hoge koorts, lethargie, verminderde eetlust, stijfheid en algehele malaise. Hoesten en diarree kunnen voorkomen. De vergroting van de lymfeknopen die de porte d’entrée draineren is opvallend. Katten lopen een risico door het eten van besmette knaagdieren. Na orale opname kunnen ulcera in de mond of oropharynx ontstaan.
|
|
|
Diagnostiek |
Bij dieren kan in het acute stadium de diagnose tularemie bevestigd worden door het aantonen van F. tularensis in het bloed, ontstekingsmateriaal of lymfeknooppunctaat door middel van kweek of PCR. Vanaf een tot twee weken na infectie kan ook serologie positief zijn. Hierbij is een enkele titer ≥160 sterk suggestief, een viervoudige titerstijging van gepaarde sera wordt als bevestigend beschouwd. In Nederland wordt de serologische diagnostiek voor humane en veterinaire verdenkingen uitgevoerd door het CVI.
|
|
|
Behandeling bij dieren |
F. tularensis is gevoelig voor tetracyclines, streptomycine, gentamicine en quinolonen. Het advies is om de behandeling gedurende tien tot veertien dagen aan te houden om reactivatie te voorkomen.
|
|
|
Meldingsplichtig volgens de GWWD |
Tularemie is volgens de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD) meldingsplichtig voor dierenartsen, onderzoeksinstellingen en dierenhouders en betreft dieren 'niet zijnde vee' (bijvoorbeeld gezelschapsdieren of wilde dieren). Als u als practicus een melding doet wordt er vervolgens contact met u opgenomen ter afstemming. In principe dienen de verdachte dieren via de NVWA onderzocht te worden bij het CVI. Wilde dieren zoals zieke en dood gevonden hazen kunnen voor onderzoek eerst naar het DWHC (tel. 030-2537925, DWHC) worden gestuurd. In geval van een bevestigde verdenking neemt het DWHC contact op met de NVWA. Ook als er geen sprake is van een meldingsplicht (bijvoorbeeld tularemieverdenking bij een schaap) wordt aangeraden contact op te nemen met de NVWA (tel. 045 -5463188).
|
|
|
Voorzorgsmaatregelen |
Mensen die in contact komen met mogelijk besmette dieren, zoals jagers en dierenartsen, kunnen het risico op tularemie beperken door het nemen van een aantal voorzorgsmaatregelen.
- Vermijd het contact zonder bescherming met ziek of dood aangetroffen wild
- Draag altijd handschoenen bij het hanteren van wild (o.a. hazen)
- Was handen na contact met deze dieren
- Bak wild goed door
- Tevens kunnen insektwerende middelen met DEET gebruikt worden om overdracht via vectoren tegen te gaan
Bij dieren en met name honden
- Vermijd het contact tussen huisdieren en ziek of dood aangetroffen wild
- Geef huisdieren geen rauw (wild)vlees te eten
- Behandel de huisdieren tegen ectoparasieten
|
|
|
Vetinf@ct is een gezamenlijke uitgave van CVI, faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, GD, KNMvD, RIVM en de NVWA. Deze nieuwsbrief is speciaal opgezet voor veterinairen en wordt verstuurd op het moment dat er actuele informatie over zoönosen is. |
|
|
|
|
|
|
|