Brucella canis bij een Nederlandse hondenfokkerij
Begin dit jaar is B. canis gevonden bij meerdere honden in een hondenfokkerij in Nederland. Er bevonden zich daar onder andere geïmporteerde rashonden uit Rusland waarbij de bacterie is aangetroffen. De NVWA heeft alle aanwezige honden op de fokkerij onderzocht. Daarbij is aangetoond dat de infectie zich heeft kunnen verspreiden tussen verschillende groepen, rassen en geslachten. Ook enkele nakomelingen die nog in de fokkerij aanwezig waren, bleken seropositief. Alle seropositieve dieren zijn, na advies van deskundigen en NVWA en in overleg met de houder, geëuthanaseerd om verdere verspreiding te voorkomen.
In de afgelopen jaren zijn er in deze fokkerij pups geboren en verkocht. Het is mogelijk dat enkele van deze dieren ook zijn geïnfecteerd. De eigenaren van deze pups zullen, voor zover traceerbaar, door de NVWA worden geïnformeerd met als voornaamste doel deze eigenaren te informeren over een mogelijke infectie van de hond en te ontraden met deze dieren te fokken. Hen zal geadviseerd worden contact te zoeken met de eigen dierenarts.
Insleep brucellose
B. canis komt bij honden wereldwijd voor, maar verscheidene landen in Noord- en West-Europa, Canada, Japan, Australië en Nieuw-Zeeland worden verondersteld vrij te zijn van deze bacterie. B. canis komt endemisch voor in Zuid-, Midden- en Noord-Amerika, in Azië en Afrika (3). Als (subklinisch) geïnfecteerde honden uit deze regio’s worden gebruikt voor de fok is er risico op overdracht op nakomelingen. Dit risico was er voorheen ook al, maar de beschreven casus illustreert dat dit nu in Nederland daadwerkelijk is voorgekomen.
Niet alleen deze fokker, maar elke fokker die honden uit (endemische) landen importeert, loopt risico op insleep van B. canis in zijn fokkerij. Bij klachten die kunnen passen bij een Brucella-infectie (o.a. abortus, vroeggeboorte, epididimytis/orchitis, discospondylitis) moet aan brucellose gedacht worden.
Diagnostiekmogelijkheden
Vanwege de zoönotische risico’s van de bacterie is B. canis ingedeeld in pathogeniteitsklasse 3, wat betekent dat materiaal van verdachte dieren onderzocht moet worden in een hiertoe uitgerust laboratorium. In Nederland is het diagnostieklaboratorium van Wageningen Bioveterinary Research in Lelystad het enige laboratorium dat voldoet aan deze voorwaarde en het is tevens het nationaal referentielaboratorium voor brucellose.
Als u een hond verdenkt van brucellose, is het advies om deze honden eerst serologisch te laten onderzoeken bij WBVR op antistoffen tegen B. canis. Ook kunnen verschillende materialen ingestuurd worden naar WBVR voor agensdetectie (PCR en/of kweek): bloed (heparine) (geïnfecteerde honden hebben een langdurige bacteriemie), urine, vaginale uitvloeiing (bij intacte teef) of ontstekingsmateriaal vanuit een infectiehaard (bv. discospondylitis, arthritis, orchitis). Draag bij de monsterafname handschoenen en zorg voor goede hygiëne om besmetting te voorkomen (1,2). Zie ook bij 'Adviezen voor de praktijk'.
Bij klachten die kunnen passen bij een Brucella-infectie is een combinatie van serologisch onderzoek en agensdetectie de meest effectieve methode van opsporing. Echter, een negatieve uitslag sluit een Brucella-infectie niet met 100% zekerheid uit.
Als u een (fok)hond (zonder klinische verschijnselen) wilt screenen, is serologisch onderzoek een mogelijkheid. Ook hierbij geldt weer dat dit geen 100% zekerheid geeft.
Als u twijfelt over monstername, testmethode en/of uitslag, kunt u contact opnemen met het laboratorium van WBVR (telnr. 0320-238302) of met het VMDC (telnr. 030-2531242).
Adviezen voor de praktijk
Er is geen kant en klaar advies voor dierenartsen hoe te handelen met positief geteste of potentieel besmette honden. Voor huisdieren zijn in de literatuur of regelgeving geen duidelijke controlemaatregelen beschreven. De klinische klachten die honden met brucellose vertonen, kunnen ernstig zijn en de therapiemogelijkheden zijn beperkt. Behandeling met antibiotica resulteert niet in eliminatie van de bacterie. Geïnfecteerde honden kunnen na behandeling dragers blijven en opnieuw de bacterie gaan uitscheiden (via de urine). Dit is ook aangetoond bij enkele positieve honden in Nederland. De honden blijven dus een risico voor de omgeving en daarom wordt vaak euthanasie aanbevolen. Mocht dat geen optie zijn voor de eigenaar, dan is het aan te raden het geïnfecteerde dier uit te sluiten van de fok door castratie of sterilisatie (1,3).
Als een hond verdacht wordt van B. canis, is het van belang mogelijke transmissie van de bacterie via niet-intacte huid- en slijmvliescontact naar de mens te voorkomen. Bij het afnemen van monsters en assistentie bij een abortus of (vroeg)geboorte zijn preventieve maatregelen van belang om de slijmvliezen (ogen, mond) en wondjes/niet intacte huid adequaat te beschermen tegen direct contact -of spatten- middels handschoenen, mondneusmasker en een spatbril. Draag ook bij bloedafname handschoenen en zorg voor goede hygiëne om besmetting te voorkomen.
Humane B. canis-infecties zijn zeldzaam, ondanks dat deze infectie wereldwijd regelmatig bij honden wordt aangetoond. Slechts enkele tientallen humane infecties zijn in de literatuur beschreven in de laatste 50 jaar. De lage incidentie van humane infecties met B. canis wijst erop dat het risico op infectie in de praktijk waarschijnlijk laag is, hoewel niet uit te sluiten is dat er sprake is van onderdiagnostiek. Het beloop van deze ziekte bij de mens lijkt milder dan bij infecties met andere species van Brucella. Er zijn niet specifiek symptomen aan te wijzen die duiden op een humane B.canis-infectie anders dan koorts.
Er is op basis van de literatuur geen specifieke blootstelling te omschrijven waarbij het (zoönotische) infectierisico sterk verhoogd is. Zowel abortusmateriaal alsook urine, faeces of speeksel kan de infectie hebben veroorzaakt bij de in de literatuur beschreven cases. Er is geen specifieke risicogroep aan te wijzen die verhoogd gevoelig is voor infectie of waarbij een gecompliceerd beloop optreedt.
Als u vragen heeft over potentieel risico voor uzelf of uw praktijkmedewerkers kunt u contact opnemen met uw Arbodienst/bedrijfsarts of met de afdeling infectieziektebestrijding van de regionale GGD.
Referenties
- Vetinf@ct (2017). Brucella canis bij honden in Nederland. Vetinf@ct editie 27, februari 2017. https://signalen.rivm.nl/vetinfact
- Keur, I. et al. (2019). Brucella canis in Nederland. Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 16-17.
- Hensel, M.E., Negron M. & Arenas-Gamboa, A.M. (2018). Brucellosis in Dogs and Public Health Risk. Emerging Infectious Diseases, vol. 24, 1401-1406.
- Deskundigenberaad zoonosen (2018). Deskundigenberaad Zoönosen adviezen brucellose en seoul, 5 juni 2018. https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2018Z10436&did=2018D32109
- Deskundigengroep Dierziekten (2019). Verslag bijeenkomst deskundigengroep dierziekten Brucella Canis, 6 maart 2019.
- Kazmierczak J. (2012). Public health implications of Brucella canis infections in humans. National Association of State Public Health Veterinarians. http://www.nasphv.org/Documents/BrucellaCanisInHumans.pdf
|