Brucella suis B. suis is een Gram negatieve, facultatief intracellulaire bacterie. Het species B. suis wordt onderverdeeld in 5 subtypen, zgn. biovars (1-5). Bij varkens komen de biovars 1-3 voor; Europese hazen zijn eveneens een reservoir voor biovar 2. Biovar 4 infecties zijn vastgesteld bij rendieren, kariboes, elanden, bizons, poolvossen en wolven. Biovar 5 infecties zijn vastgesteld bij knaagdieren in Rusland. Van B. suis zijn biovars 1 en 3 zeer pathogeen voor mensen; de andere biovars zijn niet of weinig pathogeen voor mensen. De laatste uitbraak van B. suis bij gehouden varkens in Nederland vond plaats in 1973, na het voeren van geïmporteerde hazen. Sindsdien zijn er geen uitbraken meer geconstateerd en wordt een actief monitoringssysteem gehanteerd om de Brucella situatie in gehouden varkens te bewaken. Na introductie in de varkenshouderij kan B. suis biovar 1 tot ernstige infecties leiden, met infertiliteit, abortus, orchititis, arthritis en abcessen in diverse organen als gevolg. B. suis biovar 1 wordt in andere Europese landen slechts incidenteel gerapporteerd, maar in Azië, Australië, Noord- en Zuid-Amerika worden infecties met B. suis biovar 1 regelmatig beschreven. Naast varkens kunnen ook andere dieren en mensen (ernstige) ziekteverschijnselen ontwikkelen.
Klinische verschijnselen bij honden en mensen B. suis bij honden geeft, net als andere Brucella species, met name ontstekingen van geslachtsorganen en gewrichten. De infectie verloopt doorgaans langzaam, zodat de ziekte meestal pas in een laat stadium gediagnostiseerd wordt; verspreiding kan daardoor ongemerkt plaatsvinden. Een geïnfecteerde hond kan de bacterie uitscheiden via de urine en in lage aantallen via speeksel, neus- en ooguitvloeiing en ontlasting. Een geïnfecteerde reu scheidt de bacterie in hoge concentraties uit met het sperma en een geïnfecteerde teef in hoge concentraties in vaginale uitvloeiing en bij (ver)werpen. Uitscheiding kan weken tot maanden na infectie aanhouden. Mensen in contact met een geïnfecteerde hond lopen hierdoor een risico. Klinische verschijnselen bij mensen beginnen meestal sluipend en kunnen uiteen lopen van een milde vermoeidheid, vermoeidheid met intermitterende koorts tot een ziektebeeld met hoge koorts, vermoeidheid, malaise, gewrichtspijn, misselijkheid, rillingen, nachtzweten en hoofdpijn. Indien niet tijdig herkend heeft de ziekte doorgaans een chronisch beloop en kunnen ernstige complicaties optreden (LCI-richtlijn Brucellose).
Verdenking Als u een hond verdenkt van brucellose (op basis van de anamnese en klinische verschijnselen), wordt het afgeraden om monsters (bv. punctaat/purulent materiaal uit ontstekingsprocessen of urine) van deze hond voor bacteriologisch onderzoek in te sturen naar een veterinair laboratorium voor routinediagnostiek. Ten eerste kan de afname van het materiaal risico opleveren voor u of uw personeel en ten tweede kan diagnostisch onderzoek in het laboratorium risico opleveren voor laboratoriummedewerkers. Vanwege de zoönotische risico’s van de bacterie is B. suis ingedeeld in pathogeniteitsklasse 3, wat betekent dat materiaal van verdachte dieren onderzocht moet worden in een hiervoor speciaal uitgerust laboratorium. In Nederland is het laboratorium van WBVR het enige veterinaire laboratorium dat voldoet aan deze (BSL 3) voorwaarden en het is tevens het nationaal referentielaboratorium voor brucellose. Het advies is om deze honden eerst serologisch te laten onderzoeken bij WBVR op antistoffen tegen B. suis, voordat er invasieve ingrepen plaatsvinden of andere monsters worden ingestuurd voor nader onderzoek. Draag bij de bloedafname handschoenen en zorg voor goede hygiëne om besmetting te voorkomen. Tarieven, voorwaarden, inzendformulieren en contactinformatie kunt u vinden op de website van WBVR. Als u twijfelt over de diagnose kunt u contact opnemen met het VMDC (telnr. 030-2531242 of mail: vmdc@uu.nl).
Als u vragen heeft over potentieel risico voor uzelf, uw praktijkmedewerkers of de eigenaar van de hond, kunt u contact opnemen met de afdeling infectieziektebestrijding van de regionale GGD.
Risico’s voeren rauw vlees Het voeren van rauw vlees aan gezelschapsdieren brengt risico’s met zich mee waaronder het verspreiden van infectieziekten. Met rauw vlees wordt bedoeld onverhitte voeding die diepgevroren of koel bewaard wordt. Naast vlees kan dat ook orgaanvlees, vis, gevogelte, botten, melk of eieren bevatten. De risico’s van het voeren van deze producten bestaan onder andere uit besmetting met zoönotische agentia zoals Salmonella spp., Listeria monocytogenes, E. coli O157:H7, resistente bacteriën en Toxoplasma gondii, maar dus ook met B. suis. Hoewel de kans op een Brucella-infectie via het voeren van rauw vlees als klein wordt ingeschat, kan de impact van een infectie groot zijn voor de hond, maar dus ook voor de eigenaar en andere dieren en mensen die in contact komen met de hond. Tot op heden zijn er geen aanwijzingen voor meer gevallen van B. suis-infecties bij honden in Nederland ten gevolge van het voeren van rauw vlees.
Tot slot Onlangs werd in Nederland eveneens melding gemaakt van Brucella canis-infecties bij verschillende honden (Vetinf@ct februari 2017). Het betrof honden afkomstig uit het zuiden en oosten van Europa, met ontstekingen aan gewrichten en wervelkolom. Deze gevallen staan los van deze B. suis-casus, maar vormen eveneens een risico voor de introductie van brucellose in Nederland.
|