Als u deze nieuwsbrief niet kunt lezen, klikt u hier. |
|
|
|
|
Psittacose |
In de zomer en herfst van 2016 zijn bij de NVWA meerdere psittacose-meldingen gerelateerd aan dierenwinkels binnengekomen. Twee dierenwinkels werden bezocht en bemonsterd nadat vogels uit deze winkels kort na aanschaf door een nieuwe eigenaar ziek werden of dood gingen en positief getest werden op psittacose. Eén dierenwinkel bleek preventief antibiotica te gebruiken waardoor de negatieve uitkomst van het onderzoek op Chlamydia psittaci onbetrouwbaar bleek. In de andere dierenwinkel werd een besmetting met C. psittaci aangetoond en zijn de vogels behandeld met doxycycline. Bij de herbemonstering na het beëindigen van de behandeling werden weer enkele dieren positief bevonden. Voor deze dieren is een tweede behandeling van zes weken opgelegd. |
|
|
|
|
|
|
Hiernaast werd tweemaal door de GGD een verzoek tot bronopsporing gedaan bij de NVWA nadat bleek dat een humane patiënt met psittacose contact met vogels uit deze dierenwinkels had gehad. In een van deze dierenwinkels werd een besmetting aangetoond en worden de vogels behandeld met doxycycline. Eenmaal werd melding gedaan van zieke vogels in een dierenwinkel. Onderzoek van de zieke vogels heeft geen besmetting met C. psittaci kunnen aantonen. Middels dit bericht willen we practici wijzen op het belang van psittacose.
Voor dierenartsen is het belangrijk alert te zijn op klinische verschijnselen, met name bij pas aangeschafte vogels. Bij meldingen binnen 42 dagen na aanschaf van de vogel wordt het herkomst bestand bezocht en bemonsterd door de NVWA.
Het is van belang dat de dierenarts de houder informeert over de zoönotische risico’s van psittacose. Wanneer de vogelhouder ziek wordt, moet deze contact opnemen met de huisarts, waarbij vogelcontact moet worden gemeld.
Psittacose bij vogels wordt veroorzaakt door de bacterie C. psittaci. De ziekteverschijnselen zijn niet specifiek waaronder lethargie, benauwdheid, verminderde eetlust, bol zitten, oog- en neusuitvloeiing en een geelgroene uraatfractie in de ontlasting. Met name grote vogels vertonen ziekteverschijnselen, bij kleine vogels worden meestal geen klinische verschijnselen waargenomen. Vogels scheiden de bacterie uit met de feces en via oog- en neusuitvloeiing. Door het indrogen van deze excreta komt de bacterie in de lucht en wordt via aerosolen en stofdeeltjes verspreid. Omdat psittacose een zoönose is, kunnen niet alleen andere vogels maar ook mensen besmet raken en ziek worden. De belangrijkste transmissieroute naar de mens is via inhalatie van besmette aerosolen of stofdeeltjes.
Bij de mens kan de infectie symptoomloos verlopen, maar kan zich ook uiten als een griepachtig ziektebeeld met koorts, hevige hoofdpijn, spierpijn, hoesten, rillerigheid en zweten, of zich presenteren als een ernstige vorm van pneumonie of als een septisch ziektebeeld met multi-orgaanfalen waarvoor opname in het ziekenhuis noodzakelijk is. (LCI Richtlijn psittacose)
|
|
|
Melding psittacose bij NVWA |
Psittacose is in de Gezondheids- en welzijnswet voor Dieren (GWWD) aangewezen als aangifteplichtige en bestrijdingsplichtige dierziekte bij gehouden vogels, maar niet bij pluimvee. De meldingsplicht geldt voor dierhouders, dierenartsen en diagnostische laboratoria (art. 100 GWWD). Dierenartsen moeten een verdachte vogel melden bij het landelijk meldpunt dierziekten van de NVWA, op telefoonnummer 045-5463188.
Psittacose is ook voor de mens aangifteplichtig volgens de Wet publieke gezondheid. Wanneer de besmetting bij een mens wordt aangetoond neemt de GGD een uitgebreide vragenlijst af om de mogelijke bron van de besmetting te achterhalen. Komt hier een vogelcontact uit naar voren dan meldt de GGD dit bij de NVWA en verzoekt om bronopsporing uit te voeren.
|
|
|
Preventieve maatregelen |
Na een melding worden de verdachte vogels door een dierenarts van de NVWA bemonsterd waarbij cloacaswabs of fecesmonsters genomen worden. Het labonderzoek vindt plaats bij het Wageningen Bioveterinary Research (WBVR). Dit onderzoek wordt alleen uitgevoerd als er nog geen antibiotica zijn toegediend. Toont onderzoek een besmetting aan, dan moet op voorschrift van de eigen dierenarts een behandeling met antibiotica plaatsvinden. Het huidige advies is een behandeling van zes weken met doxycycline. Twee weken na het beëindigen van de behandeling worden de vogels herbemonsterd door de NVWA.
Bij (ernstig) zieke vogels waarbij een behandeling niet uitgesteld kan worden, kan de dierenarts in overleg met de NVWA monsters insturen naar het WBVR en starten met de behandeling. Wordt de besmetting aangetoond dan voert de NVWA de herbemonstering na de behandeling uit.
De NVWA adviseert om een nieuw aangeschafte vogel 30 dagen in quarantaine te plaatsen voordat deze aan de koppel wordt toegevoegd. Dit geldt ook voor vogels die in contact zijn geweest met andere vogels, bijvoorbeeld op een vogelshow. Voordat de dieren (opnieuw) aan de koppel worden toegevoegd moeten zij worden getest op C. psittaci. Hiervoor kunnen monsters ingestuurd worden naar een voor psittacose-onderzoek geaccrediteerd laboratorium. Personen die in contact komen met zieke vogels of vogelverblijven schoonmaken moeten zichzelf beschermen tegen een besmetting. Dit kan door het dragen van handschoenen, beschermende kleding en een mond-neusmasker (FFP2).
Regelmatig reinigen en desinfecteren van vogelverblijven zorgt voor het minimaliseren van de infectiedruk en voorkomt besmetting en verspreiding van de bacterie wanneer er uitscheiders in de koppel aanwezig zijn, zie ook LCI richtlijn psittacose. Wanneer een verdachte of besmette vogel in de dierenartsenpraktijk aanwezig is (geweest), moet deze goed geventileerd worden om het aantal gecontamineerde aerosolen zoveel mogelijk te beperken. De werkkleding van de dierenarts en assistentes moet direct worden gewassen en de handen moeten gewassen worden. De vloer van de spreekkamer en mogelijk de wachtkamer moet nat gereinigd worden en worden gedesinfecteerd met een chlooroplossing.
|
|
|
|
|
|
|
|
|