Als u deze nieuwsbrief niet kunt lezen, klikt u hier. |
|
|
|
Salmonella bij reptielen: aandacht voor hygiëne
|
Er zijn meer dan 2600 serotypes bekend van Salmonella enterica, de voor de mens pathogene Salmonella. De meeste humane salmonella-infecties (85 procent van de circa 28.000 geschatte infecties per jaar in Nederland) worden veroorzaakt door het eten van besmet voedsel. Er kan echter ook sprake zijn van directe (fecaal-orale) transmissie via dieren of incidenteel via mens-op-mens. Een groot aantal huis- en wilde dieren, waaronder kippen, varkens, runderen, knaagdieren en reptielen, kunnen chronisch, asymptomatisch drager zijn van Salmonella enterica. In een studie in Duitsland en Oostenrijk werd bij 54 procent van de reptielen één of meerdere serotypes gedetecteerd in de feces. Het risico op salmonella was groter bij reptielen die gekocht waren in de dierenwinkel dan bij in het wild gevangen dieren.1 |
|
|
|
|
|
|
Zoönotisch potentieel van salmonella bij reptielen |
Een salmonella-infectie kan worden opgelopen door direct contact met reptielen die de bacterie uitscheiden of door contact met de verblijfplaats, zoals water uit terraria van bijvoorbeeld waterschildpadden. Ook kan de voeding van bepaalde reptielen (zoals het voeren van besmette muizen aan slangen) een infectiebron voor de mens vormen. Uit eerder onderzoek bleek dat salmonella-infecties afkomstig van reptielen bij de mens ernstiger kunnen verlopen en vaker kinderen betreffen dan andere salmonella-infecties.2
In de Verenigde Staten zijn recent enkele salmonella-uitbraken beschreven, die gerelateerd zijn aan contact met kleine schildpadden of hun leefomgeving. Mei 2016 werd bericht over 4 uitbraken met in totaal 133 geïnfecteerde personen uit 26 Staten3. In 41 procent van de gevallen betrof het kinderen van 5 jaar of jonger. Sinds 1975 is de verkoop en distributie van kleine schildpadden in de VS verboden, omdat deze vaak gelinkt zijn aan salmonella-infecties.
|
|
|
Situatie in Nederland |
Op basis van bronattributie-modellen schat het RIVM dat in 2014 circa 6 procent van de humane salmonella-infecties in Nederland is veroorzaakt door contact met reptielen.4 Daarbij is er sprake van een - zowel relatieve als absolute - toename van het aantal salmonella-infecties dat kan worden toegeschreven aan reptielen. Deze toename doet zich sinds circa 2000 voor onder volwassenen, maar opvallenderwijs niet onder jonge kinderen.5
De toename van het aantal reptiel-geassocieerde salmonella-infecties onder volwassenen kan verschillende oorzaken hebben. Ten eerste is er duidelijk sprake van een toename in het aantal reptielen in Nederland: het aantal reptielen dat gehouden wordt als gezelschapsdier is gestegen van 250.000 in 2010 tot 650.000 in 2014.6
Ook is de import van levende, in het wild gevangen reptielen naar de EU toegenomen.7 Uit onderzoek van RIVM en CVI in samenwerking met de NVWA blijkt dat in de periode 2013-2014 in totaal 490.750 exotische dieren (amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren) uit 34 landen legaal in Nederland werden geïmporteerd: 95 procent van deze dieren waren reptielen. Van alle geïmporteerde exotische dieren werd salmonella bij reptielen als hoogste risico voor de volksgezondheid ingeschat.8
Sinds eind jaren ’90 de import van roodwangschildpadden (voorheen een populair huisdier voor kinderen, zie afbeelding) naar de EU is verboden, is er een grotere diversiteit aan reptielen in de handel te vinden. Dit blijkt ook uit de stijgende incidentie van slangenbeten in de EU.9 Veel soorten reptielen, waaronder slangen en hagedissen, lijken voornamelijk bedoeld voor volwassenen, wat ook de toename van reptiel-geassocieerde salmonella-infecties onder volwassenen zou kunnen verklaren.
|
|
|
Preventiemaatregelen voor houders van reptielen |
Als veterinair deskundige wordt u mogelijk benaderd door houders van reptielen. Onderstaande preventiemaatregelen kunt u gebruiken in de voorlichting voor houders van reptielen om salmonella-infecties te voorkomen (gebaseerd op CDC-richtlijnen):
- Contact vermijden tussen reptielen en kinderen onder de 5 jaar of personen met een verzwakt immuunsysteem.
- Altijd handen wassen met water en zeep na contact met reptielen of hun verblijfplaats.
- Altijd handen wassen met water en zeep na contact met muizen of kuikens, of andere levende of dode dieren die dienen als voer voor het reptiel.
- Was alle kleding en oppervlakken die het reptiel heeft aangeraakt met zeep of desinfectans.
- Eet, drink of rook niet in de buurt van reptielen.
- Laat reptielen niet vrij door het huis lopen en houd ze weg van plaatsen waar eten wordt opgeslagen/bereid.
- Gebruik geen wasgelegenheid voor het reptiel waar ook mensen gebruik van maken (badkuip, gootsteen). Gebruik een apart bad.
- Maak verblijfplaats en toebehoren buitenshuis goed schoon. Gebruik daarbij wegwerphandschoenen en gooi geen water weg in gootstenen die ook gebruikt worden voor het bereiden van voedsel.
De KNMvD werkt momenteel aan een richtlijn “Hygiëne, reiniging en desinfectie” voor dierenartsen. Deze richtlijn wordt naar verwachting begin 2017 gepubliceerd.
|
|
|
Referenties |
1. Geue et al, Vet Microbiol 2002 2. Mermin et al, CID 2004 3. CDC 4. Staat van Zoönosen 2014, RIVM rapport 5. Mughini-Gras et al, geaccepteerd bij Eurosurveillance 2016 6. Feiten en Cijfers Gezelschapsdierensector 2015, HAS Hogeschool Den Bosch en Faculteit Diergeneeskunde, Utrecht 7. Endcap 8. Public and animal health risk of import and transit of live exotic animals into the Netherlands in the period 2013-2014, RIVM & CVI report 2016 9. Schaper et al, J Toxicol Clin Toxicol 2004
|
|
|
Vetinf@ct is een gezamenlijke uitgave van CVI, faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, GD, KNMvD, RIVM en de NVWA. Deze nieuwsbrief is speciaal opgezet voor veterinairen en wordt verstuurd op het moment dat er actuele informatie over zoönosen is. |
|
|
|
|
|
|
|