Als u deze nieuwsbrief niet kunt lezen, klikt u hier. |
|
|
|
Tularemie (hazenpest) in Friesland
|
In navolging van een eerdere Vetinf@ct (april 2014) waarin de eerste gevallen van tularemie bij hazen en mensen werden gemeld na een afwezigheid van ongeveer vijftig jaar, willen we opnieuw aandacht voor tularemie omdat in maart 2015 al drie hazen met tularemie zijn aangetroffen in Friesland, in de buurt van Akkrum. Ook hebben boeren uit de omgeving van Akkrum in de afgelopen week gemeld dat hazen hier vreemd gedrag vertonen ('dronken' en rondjes lopen) en dood in de sloot worden gevonden. Of sprake is van een relatie met de enorme toename van het aantal veldmuizen in dezelfde provincie is nog onduidelijk en wordt onderzocht. Er komen veel vragen of koeien ook tularemie kunnen krijgen, of het in de melk kan worden uitgescheiden en of honden en katten die muizen pakken ook besmet kunnen raken en wat de mogelijkheden voor diagnostiek en behandeling zijn. In deze Vetinf@ct wordt hierover bericht.
|
|
|
|
|
Tularemie of hazenpest is een zoönose veroorzaakt door Francisella tularensis. In Friesland lijkt er een mogelijke hot spot van tularemie te zijn, maar het is niet uit te sluiten dat ook elders in Nederland tularemie meer voorkomt.
Vele diersoorten kunnen besmet raken, maar er bestaan grote verschillen in gevoeligheid tussen de diersoorten. Hazen en katoenstaartkonijnen (lagomorphen) zijn erg bevattelijk voor de ziekte, net als muizen en andere knaagdieren. Over het algemeen treedt sterfte op binnen enkele dagen nadat deze dieren besmet zijn geraakt.
|
|
|
Klinisch beeld per diersoort |
Het klinische beeld bij huisdieren varieert van sepsis tot asymptomatisch, afhankelijk van de gevoeligheid van de gastheer. De incubatietijd is één tot tien dagen. Hazen en knaagdieren kunnen verschijnselen vertonen van lethargie, een opstaande vacht, anorexie en ataxie (wankelend gedrag, alsof ze dronken zijn).
Tularemie is beschreven bij honden, al zijn deze veel minder gevoelig voor de bacterie. Als ze worden geïnfecteerd, zijn de ziekteverschijnselen meestal mild. Ze kunnen een paar dagen weinig eetlust en eventueel koorts hebben en minder fit zijn. In Noorwegen en Zweden, waar tularemie endemisch voorkomt, zijn ziekteverschijnselen beschreven van honden na contact met besmette knaagdieren of hazen. Ook in Nederland is een geval bekend waarbij een hond (lichte) ziekteverschijnselen vertoonde na het oplikken van bloed van een besmette haas.
Bij katten is tularemie beschreven met anorexia, gewichtsverlies en braken, maar onbekend is in hoeverre katten gevoelig zijn voor het bacterietype dat in Europa voorkomt. In Greene, infectious diseases of dogs and cats, staat beschreven dat lymfadenopathie, splenomegalie, hepatomegalie, icterus, orale en/of linguale ulcera kunnen voorkomen. Ook onder landbouwhuisdieren is incidenteel melding gemaakt van tularemie, maar ook hier is onduidelijk of deze dieren besmet kunnen raken met het type F. tularensis dat in Europa voorkomt. Schapen zijn waarschijnlijk gevoeliger en het ziektebeeld kan lijken op caseous lymphadenitis (CL), ook bekend als pseudotuberculose of bultenziekte. Runderen worden als vrijwel ongevoelig beschouwd voor tularemie. Er zijn geen aanwijzingen dat tularemie een rol speelt bij paarden.
|
|
|
Diagnostiek en behandeling |
Bij dieren kan in het acute stadium de diagnose tularemie bevestigd worden door het aantonen van Francisella tularensis in het bloed, ontstekingsmateriaal of lymfeknooppunctaat door middel van kweek of PCR. Vanaf een tot twee weken na infectie kan ook serologie positief zijn. Hierbij is een enkele titer ≥160 sterk suggestief, een viervoudige titerstijging van gepaarde sera wordt als bevestigend beschouwd. In Nederland voert het CVI de serologische diagnostiek voor humane en veterinaire verdenkingen uit. Francisella tularensis is gevoelig voor tetracyclines, streptomycine, gentamicine en quinolonen. Het advies is om de behandeling gedurende tien tot veertien dagen aan te houden om reactivatie te voorkomen, en bij een verdenking van tularemie bij huisdieren de nodige persoonlijke beschermingsmaatregelen te nemen (handschoenen, bril en mondmasker) om besmetting te voorkomen.
|
|
|
Meldingsplichtig volgens GWWD |
Tularemie is volgens de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD) meldingsplichtig voor dierenartsen, onderzoeksinstellingen en dierenhouders en betreft dieren "niet zijnde vee" (bijvoorbeeld gezelschapsdieren of wilde dieren). Als u als practicus een melding doet wordt er vervolgens contact met u opgenomen ter afstemming. In principe dienen de verdachte dieren via de NVWA onderzocht te worden bij het CVI. Wilde dieren zoals zieke en dood gevonden hazen kunnen voor onderzoek eerst naar het DWHC (tel. 030-2537925) worden gestuurd. In geval van een bevestigde verdenking neemt het DWHC contact op met de NVWA. Ook als er geen sprake is van een meldingsplicht (bijvoorbeeld tularemieverdenking bij een schaap) wordt aangeraden contact op te nemen met de NVWA (tel. 045 -5463188).
Knaagdieren (met name veldmuizen) die momenteel een plaag vormen in meerder delen van het land, kunnen een reservoir zijn en doodgaan aan tularemie. Indien er meerdere muizen worden gevonden kunnen deze worden aangemeld bij het CVI, waar onderzoek kan worden uitgevoerd naar aanwezigheid van F. tularensis.
|
|
|
Vetinf@ct is een gezamenlijke uitgave van CVI, faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, GD, KNMvD, RIVM en de NVWA. Deze nieuwsbrief is speciaal opgezet voor veterinairen en wordt verstuurd op het moment dat er actuele informatie over zoönosen is. |
|
|
|
|
|
|
|